ONVOORDELIG GEBOREN
Dat de
carrière die op mijn twaalfde jaar in het verschiet lag danig in de war werd
geschopt toen mijn ouders de mededeling ontvingen dat ik te jong was om aan de opleiding
autotechniek bij de 1e Christelijke Technische school deel te nemen.
De enig
mogelijkheid die geboden werd was om de 7e klas van het lager
onderwijs te volgen. Ik werd ingeschreven in iet wat aggenebbis school in de
Kraaipanstraat in Oost.
Dat, dat,
jaar eigenlijk een meer dan verloren jaar was kwam mede door onze leraar een
lieve maar volkomen onverstaanbare Chinese meneer. Toen dan ook het eind van
het 7e leerjaar inzicht kwam en de eerste zomerzonnestralen hun
intrek in onze stad hadden genomen besloten wij met een groep medeleerlingen
dat het tijd werd om de bloemen eens lekker buiten te zetten de school, de
school te laten en in te ruilen voor een middag spijbelen.
Na een korte
wandeling gingen we de aan de Amstel gelegen loswal gingen we, klokke 14.10
uur,
scheep op
het aldaar gelegen zandschip.
Ons uitstapje
werd echter na een kleine tien minuten onderbroken door de sirene van een 5x8 Volkswagen.
Nadat de twee man sterke hermandad ons op slinkse wijze in de val hadden gelokt
en wij bekend hadden dat wij inderdaad aan het spijbelen waren, duurde het niet
lang of wij werden naar bureau Pieter Aertszstraat afgevoerd en, na een
donderspeech, en op bevel van de dienstdoende plaatsvervangend officier van
justitie opgesloten.
Een van de
medeleerlingen kon de druk van de opsluiting niet aan en begon te jammeren dat hij
beslist om 17.00 uur vrij moest zijn vanwege een door hem te huren bakfiets. Om
zijn boodschap tot een vlotte invrijheidstelling extra kracht bij te zetten
herhaalde hij de woorden “Bakfiets” en “Huur”
telkenmale.
Er werd
water en brood gebracht en kregen we te horen dat de invrijheidstelling slechts
mogelijk was als een van onze ouder/opvoeders genegen zou zijn om ons, na een korte
rechterlijke bijeenkomst, mochten komen ophalen.
Om 18.00 uur
was het zover en was het mijn beurt om voorgeleid te worden aan de rechterlijke
macht. Daarvoor was het politiedagverblijf omgetoverd in een kleine rechtszaal
en had de plaats vervangende officier van justitie achter een met een groen
tafelkleed gedecoreerde tafel plaats genomen. Om het eventuele vonnis te bekrachtigen
lag er, naast een aantal dikke boeken, een echte houten hamer op de tafel
gereed.
Mijn vader,
in z’n zondagse pak, stond links voor de Officier, en ik werd na binnenkomst
rechts voor de Officier geplaatst.
De officier
begon zijn betoog waarbij mijn arme vader het behoorlijk voor zijn kiezen
kreeg. Dat hij als opvoeder het danig af had laten weten en dat ik, zijn zoon,
waarschijnlijk voor galg en rad zou opgroeien. En dat hij, mijn vader, volgens
de wet m.b.t. het Spijbelen niet alleen strafbaar was maar dat hij ook een hoge
tot zeer hoge boete opgelegd zou kunnen krijgen!
Met de
belofte dat ik mij nooit meer zou schuldig maken aan spijbelen werd ik na een
klap van de hamer in vrijheid gesteld.
Dat deze
bijeenkomst zo af en toe met een kreet “Bakfiets” en “Huur” vanuit de gang werd
onderbroken is slechts een detail.
Trouwens
waarom mijn vader met een knipoog afscheid van de officier nam, is mij nog
immer een raadsel.