Halfweg 't Miranda Paviljoen
Ome Piet van der Weijde, garage
en autorijschoolhouder, had meer dan genoeg van het sleutelen en autorijles
geven en verkocht de hele santenkraam en stortte zich met frisse moed op het
horecagebeuren, en nam daarvoor de uitspanning “Halfweg ’t Kalfje” over.
Een etablissement dat we nu
kennen onder de naam “Het Miranda Paviljoen”.
Daar ik, ik was 13 ½ jaar, ruime horeca ervaring had opgedaan bij
het serveren van koffie en kogelflesjes in de kantine, van m’n vriendje z’n
tante, en op de tennisbanen van tennisclub “Gold Star” aan de Wandelweg, was
het begrijpelijk dat oom Piet mij vroeg hem tijdens de overname en latere
verbouw van het Kalfje (pro deo) te assisteren.
De belofte van Oom Piet
daarbij was dat als de hele tent verbouwd was, een verbouwing die beslist nog
wel even kon gaan duren, ik de verkoop van consumptie-ijs ter hand zou mogen nemen
en daar dan enige percentuele revenuen van in de zak mocht steken. Een soort
van Captain Iglo management functie als het ware.
De eerste kennismaking met het
kalfje was letterlijk in een woord adembenemend. Dat kwam mede door de
doordringende rook en dranklucht. Het kalfje werd namelijk in de weekenden
voornamelijk gefrequenteerd door groepen studenten die meestal besproeid met de
nodige Pilsjes tot diep in de nacht door feesten.
Hoe het Kalfje er precies van
buiten en van binnen uitzag zal ik proberen te beschrijven. Als je de
buitenkant goed bekeek viel de overeenkomst met een wat groot gevallen spiegeldanstent
te ontdekken. Net als bij zo’n spiegeltent waren er onder de rondekap op het
dak glas in loodramen. Op links en op rechts van de ingang waren er
serreachtige uitbouwen met veel glas, zodat het net leek of je voor een groot deel
in de tuin zat en was het in die serres vrijwel even fris als buiten, zo niet
kouder. Verder stonden er in de (overwoekerde) tuin een aantal kolossale
beelden welke de zeven gratiën moesten voorstellen.
Maar hij of zij die goed keek en
de moeite nam het aantal beelden van de beeldengroep ook echt te tellen kwam
tot acht gratiën simpelweg omdat zich twee dezelfde gratiën in de tuin verstopt
hadden. Kortom de tuin was een waar lusthof voor elke aanstormend
beeldenstormer.
Binnen het Kalfje waren
opvallend de verschillende niveaus waarin het pand opgedeeld was. Net of in de
loop der tijd er telkens een stukje aan het etablissement bij gefrommeld en geknutseld
was. Veel trappen die soms vreemd genoeg van een vloer van een hoger niveau
ineens afdaalde naar een gedeelte wat veel lager lag en dan weer zonder nut omhoog
liep. In het midden van het gebouw, denk aan Carré, was de vloer als in een
piste gelijk en daar stond een zwarte piano en onder de schoorsteenmantel een
joekel van een kolenkachel waarvan de rookgassen niet via de schoorsteen
verdwenen, maar middels een zwartgeblakerde buis dwars door de kroeg via een
hap uit het raam naar buiten voerden. Er was een houtentoonbank (bar) en in de
zaal zelf tafels met hoogpolige persjes (Hoogpolig? Persjes uit Polen?). Elk hoekje
in ’t Kalf was spannend en, zeker voor een jongeling zoals ik, rijp om te
ontdekken. Achter het Kalfje was, zo leek het, een woning (stulpje voor
dagloners) geplakt, waarbij je niet kon ontdekken of de woning er ooit eerder
was of het Kalfje.
In de woning was buiten een opkamer
en bedstee ook een aanrecht met pruttelend op een Haller de eigen gemaakte ballen,
de café keuken. Onder de woning (op de begane grond) waren, wat leek op stallen,
ruimten voor de opslag van drank en tuingereedschap. Van een afstand leek het
net of het huisje op stelten liep. Kortom het fort van Sjako was er een
paleisje bij vergeleken. Maar wat Sjako niet en het Kalfje wel had Historie
& IT!
Voor mij als kind was het een
groot feest om daar te zijn en telkens iets nieuws aan het gebouw te ontdekken.
Dus ieder vrij uurtje was ik daar. Het Kalfje had ook bijzondere gasten. Zo
kwam er iedere zondagmorgen klokslag elf uur een ietwat verwarde jongeman van
een jaar of vijfentwintig binnen die eerst koffie bestelde en daarna keurig vroeg:
mag ik even? En dan ging hij, zonder een ja af te wachten, achter de piano
zitten en speelde dan a la Errol Garner een uur lang evergreens uit het Great American Songbook,
terwijl zo hij me vertelde nooit pianoles had gehad of ook maar een noot muziek
kon lezen. Men zegt wel eens dat je sfeer niet kunt kopen maar de sfeer die in
het Kalfje hing kreeg oom Piet er bij de overname gratis bij. Dus was ik
benieuwd of die sfeer ook na de afronding van de ophanden zijnde verbouwing zou
blijven bestaan.
Oom Piet trok voor de
verbouwing niet alleen een goede aannemer aan, bij het sloopwerk voorafgaand
aan de nieuwbouw mocht ik meehelpen, maar ook een binnenhuisarchitect
gespecialiseerd in horeca inrichtingen, iets wat tegenwoordig onder de noemer “Het
Conceptueel Totaal Horeca Gebeuren” valt.
Hoewel oom Piet eerst nog
uitging van een beperkte renovatie, ook qua pecunia, werd al snel na intensief
overleg met de aannemer, besloten om het pand grondig aan te pakken en daarbij niet
op elk duppie te beknibbelen, laat staan elk duppie om te draaien. Weg vloer,
weg trap, weg muur, weg dak, daag Kalfje.
Na een tweetal
brainstormsessies tussen Oom Piet en de
interieur artiest kwamen na een poosje de eerste artist impressions ter tafel. Het Kalfje zou naar het leek veranderen van
een Oud Kalf in een Gouden Kalf met een daarbij behorende vooraf ingeschatte
vermeerdering van de omzet. Waarbij zelfs een mogelijke gang naar Wall Street
niet tot de onmogelijkheden zou gaan behoren. Het papier met de artist
impression leek op een kleurig labyrint vol
vormen die deden denken aan een kruising tussen de startbaan op schiphol
en het klaverblad bij oude Rijn. Waarbij het toppunt qua interieurepibratie,
lees de blikvanger, de achterwand van de bar zou worden. Bestaande uit een zes
meter lange en muurvullende honingraatwand, waarin de cocktailflessen, shakers
en glazen hun domicilie zouden gaan vinden. Verbluffend en echt een nouveauté
was de indirecte sfeerverlichting van de honingraatwand. En wel zo, dat elke
raat haar eigen kleur kreeg. Van Pisang Ambon Groen tot Bloody Mary Rood. En de truuk? Simpel! Verstopt achter elk raatje
een plexiglasplaatje en Tl-buis armaturen gehuld in een kleurfilter jasje en
een knoepert van een trafo om naar believen de lichtsterkte te verhogen of te
dimmen. Dat later de koelunit op de zelfde groep aangesloten bleek te zijn viel
gelukkig onder de noemer technische aanloop problemen en de frisdrank nu
eindelijk eens niet ijs en ijskoud geserveerd werden.
Bij de implementatie van het
totale cocktailbar Petit restaurant concept zou er, in samenspraak met de
ontwerper en aannemer, een strakke, tijdbesparende, opzet bij de uitvoering
gevolgd worden. De renovatie werd dan ook met verve ter hand genomen.
Beng! Pleitte met die houten
toonbank, naar binnen die slagvaste, krasechte, formica kanariegele cocktail
bar. Ook de zaal viel onder de slopershamer en kreeg daarvoor in de plaats
eveneens een ultra moderne krasvaste inrichting.
De stoelen, de zitunits,
verworven uit de collectie van een aanstormend miskend toegepast kunst talent, waren
zo gekozen dat ze weliswaar niet echt top zaten, maar net voldoende die kille
uitstraling bezaten die je bij het zippen van een crushed ice cocktail mocht
verwachten.
Nee, het is daarna met dat “Koude
Kalf” nooit echt iets geworden. Hoewel oom Piet die tent toen al de naam “Miranda
Paviljoen” had gegeven.
Niet lang daarna, toen de
verwachte toestroom van cliënten en omzet uitbleef, werd alle plastic ballast verwijderd
en werden er (toen was dat in) karrenwielen, paardenhoofdstellen, Stallantaarns
en Brabantsbont naar binnen gekruid.
En, nee, ik heb er ook nooit
consumptie-ijs verkocht.
Heb er later wel, net als eerder
m’n broer Paul, onder de druipkaarslekkende karrenwielen, onze trouwreceptie
gegeven.
Trouwreceptie Miranda Paviljoen
Machiel Koghee –
Varossieau & Peter Koghee
d.d. 7 november 1967