De Wooden Shoes Ranch
Eigenlijk kwam het allemaal door de zwager en
schoonzuster van Manke Nelis. Die zwager en schoonzus hadden een zomerhuisje
op de punt van een weiland, ingeklemd door 2 sloten en 2 jachthavens, in
Vinkenveen. Een huisje kon je het eigenlijk niet noemen want door achterstallig
onderhoud en de gebruikte materialen waar het optrekje mee opgebouwd was leek
het meer op een ruim uitgevallen karntonnendoos welke te lang in een stortbui
had gestaan.
De wanden, gemaakt van hardboard en geverfd in een
donkergroene kleur, waren door het vocht zo bol komen te staan dat het leek dat
ze elk moment konden ontploffen. Kortom het zomerhuisje was niet meer dan een
krot. Omdat de eigenaar en eigenares nicht en neef van mijn opoe waren, en ik
ze dus tante en ome mocht noemen, wilde vanwege hun ouderdom en het vele onderhoud van het huisje af en hadden ze het huisje via opoe aan mijn
ouders voor weinig te koop aangeboden. Mijn moeder die altijd al een buiten had
willen hebben, gaf mijn vader opdracht om vlot toe te happen omdat je maar
eenmaal in je leven zo’n pracht van een aanbod zou tegenkomen.
Aldus werd, nog ongezien, het buitenhuis in Vinkenveen,
voor minder dan weinig, eigendom van ons gezin.
Dat mijn vader daarna dag en nacht, jaar in jaar uit,
bezig is geweest om het geval tot een soort van bungalette om te bouwen onder
andere door het ding te voorzien van solide steigers, fundering en alles wat
voor een optimaal woongenot nodig was is niet meer dan een detail. Het huisje
werd bekleed met houten schaaldelen, in de standlak en siccatief gezet en op de
steiger en het hekwerk een aantal kleine klompjes aangebracht. Hans, niet voor
niets grafisch ontwerper, schilderde in een fraai korps de door hem bedachte
naam; “Wooden Shoes Ranch” op het hek.
Gelukkig voor mijn Pa dat het voorstel van mijn moeder de Bungalette te
voorzien van een extra verdieping, door geld gebrek, niet door kon gaan.
Bij mijn tweede bezoek aan het huisje zag ik aan de
overkant van de sloot, behorende bij de meest rechtse jachthaven, een aantal
zeilbootjes liggen en ontdekte dat in een van de bootjes een oud leerling van
mijn lagere school Hans en naast hem aan boord een buurjongen, Robbie, die ik
nog kende als medewerker van mijn straatcircus en daar weer naast een knaap met
een uilenbril die ik niet kende. Ik schreeuwde of ze hier altijd met de boot
lagen? Hans riep terug dat, dat inderdaad zo was en vroeg gelijk hard
schreeuwend terug wat ik hier deed.
v.l.n.r.
Barboot Peter - de kleine BM van Hans en de kleine BM van Gerrit
Dit geval hier, achterom wijzend op het fort van Sjako,
is ons huisje. Dan zijn we buren antwoordde de jongen met de bril met een hete
aardappel in z’n keel ad rem. Bijgoochem dacht ik. Straks effe koffie drinken
bij 't café bij de sluis? vroeg Robbie, goed riep ik terug.
Naast de sluis was een café
dat gedreven werd door de sluiswachter en z’n vrouw en bij hen kon je ook een
roeiboot huren. De broer van de sluiswachter/caféhouder was de eigenaar van de
weilanden, de koeien die daarop graasden en de, wat door moest gaan voor, de
Jachthaven. De jachthaven zelf bestond namelijk uit niet meer dan een paar
houten palen om je bootje aan vast te leggen, een paar gammele steigers en een
loods die als winterstalling voor een aantal scheepjes gebruikt werd. In die
zelfde loods konden in het voorjaar en zomer sportvissers overnachten.
Ik heb nog twee koffie verzuchte de brillenman zijn
portemonnee
omkerend.
Dan schiet ik het wel even voor en Robbie liet trots
een briefje van tien gulden zien. Jij? Goed voor Honderd koffie? vroeg Hans
niet begrijpend, je komt anders altijd koffie tekort en laat ons meestal
betalen. Ik begreep van de hele conversatie niet ene moer en mompelde hoezo
honderd koffie? Rob houd toch een briefje van tien omhoog? Nou het is heel
simpel genoeg hoor reageerde Hans. Wij rekenen alles om in koffie en de koffie
kost hier een duppie vandaar.
Hoewel mij de logica qua rekenkundige formule geheel
ontbrak antwoordde ik alleen met een dommig Oh! Ik diepte mijn portemonnee op
uit mijn kontzak en telde de muntjes die daar in zaten. Drie duppies, een
stuiver en drie cent. Net te weinig voor een rondje koffie voor vier personen.
Hopende dat die Bril niet van koffie hield en ik dus met een rondje van drie
koffie weg zou komen ging ik het rijtje af. Jij koffie Hans? tuurlijk was zijn
antwoord en nog voor ik verder kon vragen bestelde Robbie roepend richting
toonbank alvast op mijn naam vier koffie bij de café baas die de bestelling met
een potlood op het marmerblad van de toonbank schreef. Jezus sta ik verdomme
gelijk voor twee cent in het krijt. De koffie, meer een soort bruinemelk, werd
nadat ie eerst op het buffet was omgeroerd, gebracht en de kopjes zonder
schoteltje nogal luid door de kastelein op tafel gedeponeerd. De café baas
verschoof een enorme sigarenpeuk uit zijn rechtermondhoek keek mij aan en
sprak; ik ken jou niet dus gelijk afrekenen! Veertig cent! Eh, ik kom, eh, twee
cent te kort en ik overhandigde de cafébaas m’n hele kapitaal. Naam! Riep de
cafébaas. Oh ik ben Peter. En verder?
Nou verder hebben m’n ouders, wijzend uit het zijraam van de kroeg, daar
dat huisje overgenomen, mijn vader is hier geweest voor de huur. Nou niet bij
mij sprak de cafébaas, dat land is van m’n broer. Nou die twee cent laat ik wel
even staan maar voor dat je naar huis gaat straks eerst betalen.
Met een rode kop van schaamte kon ik alleen maar
knikken. Begrijp je nu waarom wij alles in koffie omrekenen? Ik keek naar Hans
die dat zojuist gezegd had en knikte begrijpend.
Tenminste ik begreep dat als je in dit café dacht dat
je op de lat kon consumeren de kroegbaas er persoonlijk voor zou zorgen dat je
het eind van de dijk richting huis nooit zou halen, laat staan dat je ooit nog
in het café toegelaten zou worden en wat erger nooit meer geschut zou kunnen
worden. Ik stond met recht voor 2 centen voorschut.
Ik boog me naar de vogel met
die uilenbril, die tot nu toe alleen nog maar van mijn koffierondje had
gedronken en vroeg hoe heet jij eigenlijk? Mijn naam is Bastiaan. Vrinden
echter noemen mij meestal Bas. Bij het woord vrinden leek het net of de hete
aardappel met alle geweld uit de keel van brillemans wilde ontsnappen en de
naam Bas sprak ie uit of der geen einde aan de S kwam. Nou je hebt zeker
begrepen dat mijn naam Peter is? Bastiaan Bril knikte om vervolgens het woord
te nemen.
Er komt een Paard een Café
binnen. Ik keek enigszins geschrokken om richting entree van het café maar zag
niks. En, vervolgde Bas, dat paard besteld een glas bier, neemt en slok, begint
te hinniken en zegt je kan merken dat er bijna geen…. Rob en Hans schieten
hardop in de lach zodat ik net het einde van Bas z’n verhaal niet goed meer kan
volgen. Ik hoor hem alleen nog zeggen “er in zit”. Al goed Bas suste Hans ik
zal wel bestellen, meneer Nico vier bier graag.
Amstel uit de fles en Heineken uit de pomp sprak Rob plechtig alsof ie
zojuist de Nobelprijs voor Scheikunde had ontvangen. Ik kreeg een flesje Amstel
voor me op tafel en nam een slok en probeerde het vocht binnen te houden Amstel
of Heineken ik proefde geen verschil. Wellicht omdat het de eerste slok bier
was die ik ooit gedronken had. Zonder me verder in te houden riep wel Godverde,
Getverdemme! En spoog het lauwe bier recht in de asbak op de tafel. Lul! Klonk
het gelijk uit drie kelen, had dan gelijk gezegd dat je geen Bier lust, dat
zijn verdomme vijf koffie over de balk.
Ik wilde reageren maar voor ik iets kon uitbrengen
bestelde Bas met z’n aardappelstem zo dat iedereen in de kroeg het kon horen:
Meneer Nico doe deze meneer, wijzend op mij, u weet wel die knaap die nog
schuld bij u heeft, een chocomelletje met een rietje.
Meneer hier kan namelijk niet tegen drank. Nu was het
mijn beurt om Lul te roepen. LUL…. en tegelijk schoten we met z’n vieren in de
lach.
Wat voor boot heb jij eigenlijk? vroegen ze even later
aan mij. Ik een boot? Nee zeg maak me niet graag, ja der ligt een heel klein
oud roeibootje op de steiger bij het huisje, maar dat ding kun je nauwelijks
een boot noemen, trouwens dat ding is geloof ik nog lek ook. Maar je zeilt wel?
Was de volgende vraag. Nee zeilen kan en doe ik ook niet, trouwens ik heb nog
nooit in een zeilboot gezeten laat staan gezeild. Nou ja een keer met een
vriendje in zijn zeilkano op de Amstel vlakbij de Berlagebrug. Maar dat was van
korte duur, dat ding was zo gammel dat ie vijfminuten al om geslagen was. Ik
geloof door een gijp of zoiets. En jullie? vroeg ik zeilen jullie wel. Ja, en
Hans wees door het raam met z’n vinger in de richting van z’n boot. Daar in de
verte, kijk daar, dat is mijn kleine BM maar tijdens zeilwedstrijden vaar ik
met m’n Pluisje, dat is een soort kleine Stern. Ja, ja, antwoordde ik, met een
grimas op mijn gezicht of ik zojuist aan een zeil regatta had meegedaan en zopas
van boord was gestapt.
Mijn Vader Joop en het wankele roeibootje – en ik....Tarzan
sta achterop
En jullie, Rob en Bas aankijkend. Wij zijn opstappers
of beter wij zijn bemanning bij Hans. Peter, als je wilt kan je aanstaande
zondag meevaren. Lijkt me leuk antwoordde ik. En als het meezit gaan we rietzeilen.
De wie? Vroeg ik. Rietzeilen met een paar leuke meiden. Eerst een kort tochtje
met de meiden over de plas en daarna Botshol in en dan afmeren tussen het riet.
Hoe kom je dan aan de meiden vroeg ik nu echt nieuwsgierig geworden. Nou gewoon
die staan meestal in het weekend op de grote steiger te wachten of ze mee mogen
varen.
Meesterlijk, lijkt me een goed plan dus reken maar op
mij. Maar als jullie het niet erg vinden ga ik nu even naar het huisje terug
want ik denk dat m’n vader zo terug naar Amsterdam wil met de auto. Ik zal
zorgen dat ik zaterdag met de fiets of de brommer hier naar toe kom, dan hoef
ik niet met die ouwe mee en kan ik hier blijven slapen. Luitjes tot zaterdag.
Ik stond op en bedacht me ineens dat ik nog twee cent moest afrekenen.
Ik liep langs de Caféhouder en zei ik kom direct nog
even die twee cent brengen hoor. De sigaar van de Cafébaas verplaatste zich van
rechts naar links en hij mompelde nou eh zaterdag is ook goed ik, laat jouw
schuld nog wel even staan. Oh dank u meneer Nico.
Zaterdag na m'n werk en het avondeten bromde ik op m'n
Victoria in de schemer naar Vinkenveen, parkeerde de brommer langs de dijk, de
Winkeldijk, en tijgerde door het hoge gras van het weiland en ontsloot het
huisje.
Shit wat is het hier rete donker en stootte gelijk mijn
knie nogal pijnlijk aan de molen van een werphengel. Luid vloekend vervolgde
ging ik op zoek naar lucifers om de gaslamp in het woonvertrek aan te steken.
Op de tast trok ik het gordijn van het keukenraam open
en vond de lucifers. Nu het zicht iets beter was door het invallend maanlicht
in de keuken trok ik ook de gordijnen in het woonvertrek open en ontwaarde de
butagaslamp boven de eettafel liftte de glazen beschermingkolf omhoog om bij de
gaskous te komen en draaide de gaskraan
open en ontstak een lucifer. Niks, nada, geen gas en de lucifer beet zich met
een gemeen heet kopje in m'n vinger vast. Waar ik alle vloeken, als atheïstisch
opgevoede jongeling vandaan haalde weet ik niet maar na de laatste GVD ging ik
op zoek naar de hoofdkraan van de butagasinstallatie. Buiten achter het huisje
in een gammele kist stond de fles met gas en draaide de hoofdkraan open. Vanuit
het donker hoorde ik de hete aardappel van Bastiaan Uilenbril met de tekst: Lukt het? Ietwat dommig reageerde
ik met watte? Ik vroeg of het wil lukken. Nee! antwoordde ik nogal korzelig. Ik
krijg verdomme het licht niet aan.
En nog voordat ik verder wilde gaan met mijn uitleg,
reageerde Brillemans met: Lul! Wacht maar even en de bril stapte op een soort
van vlot, duwde zich af en parkeerde het vlot langs onze steiger. Hier LUL een zaklantaarn, kun je zien wat
je doet.
Gewapend met de zaklantaarn
lukte het me de gaslamp in no time aan de praat te krijgen en het woonvertrek
onder te dompelen in een zee van licht. Inmiddels was Bas Brillemans ook het
huisje binnen geslopen en vroeg, waar ga je slapen? In de slaapkamer natuurlijk
antwoordde ik, beetje stomme vraag hoor Bastiaan. Bas trok het deurtje naar de
slaapkamer open, draaide z'n hoofd naar mij toe en zei, volgens mij heb je voor
slapen wel een bed nodig. Der staat hier geen bed hoor! Trouwens dekens en zo,
ontbreken volgens mij ook.
Over de schouder van Bas, keek
ook ik het slaapkamertje in en zag dat er niks, buiten een paar opgebroken
vloerdelen, inderdaad niks was. Heb je een slaapzak? was de volgende vraag van
Bas. Nee, was m'n korte antwoord, maar wacht ik zal eens in deze kast kijken en
zag een stapel keurig opgestapelde kleden liggen. Ik trok een kleed uit de
kast, rolde het kleed uit en na enige aarzeling reageerde ik met, volgens mij
kan ik makkelijk op en onder een paar van die kleden slapen. Opnieuw was de
kort en krachtige reactie van Bas, LUL. En gelijk verliet hij het huisje stapte
op het vlot, duwde zich af, lande aan de overkant van de sloot, legde het vlot
vast, stapte af, rende naar de kleine BM, stapte aan boord en kwam op een
holletje weer terug met een soort rol onder z'n arm, maakte het vlot weer los,
duwde zich weer naar de steiger van ons huisje, legde weer vast, stapte van het
vlot af en duwde mij de rol in m'n handen.
Dat’s een slaapzak LUL en
stapte grinnikend weer op het vlot.
Beteuterd om zoveel domheid van mijzelf dat ik niet van te voren had
gecontroleerd of ik überhaupt wel in het huisje had kunnen slapen, stapte ik
het huisje weer in, drapeerde het kleed uit de kast als onderdeken op de grond,
rolde de slaapzak uit en vouwde van een tweede kleed een hoofdkussen.
Kortom ik had een echt bed. Ik was nog niet klaar met
mijn zojuist gecreëerde slaapplek of ik hoorde drie stemmen brullen Peter! We
gaan nog even naar 't Sluis Café, kom je ook zo?
Om 10 uur werd ik met een schok wakker en had het
gevoel of ik de nacht geheel door de mangel was genomen. En de smaak in mijn
mond leek nog het meest op de geur van een kamer van een bejaarde sigarenroker
vermengt ranzige boenwas en een walmend Haller petroleumstel. Had ik, ik drink
geen Bier, me ook maar niet moeten laten verlijden om voor 50 koffie Bier te
drinken. Ik stond op, waggelde als een zombie naar het keukentje en… ….GVD LUL,
vloekte ik tegen mezelf, je hebt geen brood meegenomen! Zie je nou die Bril,
die Bas heeft gelijk, Peter je bent een LUL!
Ik stopte mijn kop onder de kraan, waar geen water uit
kwam, omdat mijn vader nog niet klaar met de renovatie van een melkbus die als
watervat diende. Met de pee in m'n lijf
kleedde ik me aan, piste en verliet het huisje en ging naar het sluis Café om daar met eieren en spek te ontbijten. Want
met het rietzeilen in het vooruitzicht zou ik beslist wat extra energie kunnen
gebruiken. Nadat ik de uitsmijter soldaat had gemaakt liep ik naar de toonbank
van meneer Nico om af te rekenen.
Bas & Peter leggen samen de zeilboot aan.
Ik greep in m'n achterzak en merkte gelijk dat m'n
portemonnee nog in het huisje lag. De sigaar van meneer Nico verplaatste zich
weer naar de linkerkant van z'n lip en baste dat’s een gulden en vijftig en
wilde tegelijk mijn met potlood geschreven tegoed van het marmer toonbankblad
wissen. Ik piepte nog net op tijd, met een sorry ik heb portemonnee in het
huisje laten liggen.
Het gezicht van meneer Nico verschoot van kleur, keek
mij priemend aan,rolde zijn sigaar naar z'n rechtermondhoek en zette een ferme
streep onder mijn naam en het openstaande bedrag. Vervolgens draaide meneer
Nico zich om en liep weg. Tering, sta je verdomme weer in het krijt, LUL die je
der bent.
Nou ja, vlot de kroeg uit en maar even langs de jongens
en vragen hoe laat we zouden gaan rietzeilen. Via een kettingpontje belande ik op de akker en de sloot aan de overkant
van ons huisje, waar Hans zijn kleine BM afgemeerd lag. Ik klopte op de
voorplecht en het dekzijl werd nadat ik zeker tien keer had geklopt naar voren
geschoven en een dromerige kop vol piekhaar werd zichtbaar gevolgd door nog
twee bolletjes piekhaar. Robbie deed als eerste het woord en vroeg met een
kraakstem; Wat mot je verdomme? Hoe laat gaan we rietzeilen? Hoe laat is het
nu, was de wedervraag. Ik keek op m'n horloge, 't is nu elfuur. Nu klonk
gevloek uit alle drie de piekhaar kelen met de tekst LUL het is verdomme nog
nacht. En gelijk werd de dektent weer terug geschoven. Daar stond ik nu, geen
idee hoe laat de beloofde rietzeilvaartocht zou beginnen.
Ik liep terug naar het kettingpontje trok mezelf naar
de overkant, stapte uit en liep naar de kop van de steiger bij de plas. Ben benieuwd
of der al meiden staan te wachten voor een rietzeil tochtje. Nee, geen meiden
te bekennen, althans geen leuke. Wel een spichtig meisje met een bleek koppie
vol jeugdpuistjes, gekleed in jurkje met een treurig bloemmotief dat zo ruim
over de knie viel dat het leek of dat ze geen onderbeentjes had. Waarschijnlijk
door een thuisnaaister vervaardigd op basis van een knippatroon uit het
damesblad EVA. Ik liep naar het meisje toe en vroeg; sta je te wachten op een
lift? Hoe bedoel je? Nou of je straks gaat rietzeilen? Het meisje verslikte
zich, werd vuurrood en krijste; viezerik! Je denkt toch niet dat ik…
Oh, sorry onderbrak ik haar, kijk zie je ik ben hier op
de haven nieuw en heb geen idee hoe het er hier allemaal toegaat en zo. Kijk
mijn maatjes gaan straks zeilen en ik mag voor de eerste keer met ze mee en heb
ze waarschijnlijk, wat dat rietzeilen betreft niet zo goed begrepen.
Het vuurrode kopje van het meisje betrok langzaam weer
in de richting van vaalgrijs en ze vroeg met een piepstemmetje, hoe heet jij?
Peter antwoordde ik.
Ontbijt in de boot met de Wooden Shoes Ranch op de
achtergrond
Nou aangenaam kennis te maken en mijn naam is
Charlotte, maar jij mag me Lotte noemen. Ik ben de dochter van de bakker hier
uit het dorp. Ik schoot in de lach bij de gedachte dat het witbrood van haar
vader waarschijnlijk net zo grijs was als de huidskleur van z'n dochter. Waarom
lach je? kiftte ze, je lacht me toch niet uit hè?
Nee sorry maar ik moest denken aan een mop die ik zopas
hoorde die ging ook over graan en over een Paard die een café binnen komt. Na
een korte stilte vroeg ze op plechtige toon; Peter heb je verkering? Nee Lotte,
ik heb geen verkering. Peter, wil je verkering? Nou Lotte daar heb ik eigenlijk
nog nooit over nagedacht. Zeg Peter? Zou je met mij verkering willen hebben?
Hoewel ik nooit eerder met een mondvol tanden had
gestaan, antwoordde ik tot mijn eigen ongeloof, Ja hoor Lotte dat wil ik wel.
Lotte keek me gelijk verliefd aan, sloeg haar arm om me heen, vlijde haar
puistjes in mijn nek en lispelde zacht; dan mag je straks met mij rietzeilen.
Nadat ik me uit haar omarming had verlost keek ik haar
diep in haar ogen aan en sprak, sorry maar ik moet nu even naar mijn vrienden
om te kijken hoe lang het nog duurt voor we vertrekken. Wacht hier maar op me
je zult wel zien wanneer we hier langs de steiger varen. Ik gaf Lotte een
afwezige kus op haar wang en spurtte naar het kettingpontje. De BM was
inmiddels van haar dektent verlost en samen met het ontbijtservies en een
drietal doorweekte dozen met etenswaar op de kant gepleurd.
Robbie merkte me als eerste op en wenkte me om aan
boord te stappen. Ik wilde net op het voordek stappen onderbroken door Hans met
het commando LUL maak de landvast los. Hoewel ik nooit eerder het commando
landvast had hoeven opvolgen, begreep ik dat ik een stuk touw verbonden met de
boot en de dijk moest los maken. Ik trok met enige moeite een groot soort
haring met het landvast touw uit de grond. Nee LUL alleen de landvast los
maken, steek die haring weer terug de grond in! Ik stak de harig terug de grond
in en kroop daarna in wankel evenwicht aan boord en begon gelijk te kakelen. Boy's ik heb geloof ik een probleem ik heb zojuist op de
steiger verkering gekregen met ene Lotte, de dochter van de bakker hier uit het
dorp. En wat erger is ze wil meevaren. Uit drie kelen klonk een enorm gelach en
Robbie vroeg me tussen het proesten door, Lotte was haar naam niet? Ja,
antwoordde ik.
En Bas hoorde ik zeggen, een
nogal preuts meisje he? Klopt antwoordde ik en een beetje een tutje. Nu leek
het net of de drie Boys elk moment door hun gegier overboord zouden springen.
Ja, ja, Peter, Lotte is een toonbeeld van preutsheid alhoewel ze wel door alle
rietzeilers op deze plas, doorgelegen is. De bijnaam van Lotte is dan ook niet
voor niets, "de Botsholsnol".
Diner aan boord –Bas – Gerard -Hans –Rob
Met vereende kracht peddelden we de BM door de sloot
naar grote steiger aan de plas. We legden aan en hesen de zeilen. Lotte stapte
zonder iets te zeggen ook aan boord en nestelde zich op het bankje naast mij
neer. Bas maakte het scheepje los en sprong soepeltjes via de voorplecht in de
kuip. Hans trok aan de helmstok en stuurde naar rechts richting Botshol. Na een
poosje gevaren te hebben kwamen we in gedeelte vol met kleine beboste eilandjes.
Hans voer recht op een van die eilandjes af en vlak voor de kant stuurde hij de
boot zo dat het schip in een keer geheel stil aan de oever van het eiland lag.
Vervolgens gaf hij mij een por in mijn zij en riep alleen maar jullie, mij en
Lotte aankijkend, afstappen. Zonder verder na te denken greep ik Lotte beet en
trok haar mee het eiland op, waarbij mijn linker schoen in de blubber bleef
steken. Hans voer op het moment dat ik en Lotte veilig op het eiland stonden
weg.
In de verte kon ik ze nog horen gieren van de lach en
Bas riep daarbij over een uurtje zijn we weer terug hoor! Lotte leek nu nog
witter dan wit en pruilde wat zijn jouw vrienden gemeen ons hier zo achter te
laten. Ach zei ik zo stoer mogelijk straks komen ze ons toch gewoon weer
ophalen. In de tussentijd kunnen wij ons toch wel vermaken? toch? Ja maar ik
vind het hier heel eng hoor! Nou weet je wat we kijken of we het hier een
beetje gezellig kunnen maken samen, goed? Ik sloeg daarbij m'n armen om Lotte
heen en drukte voorzichtig een kus tussen de puistjes op haar wang. De reactie
van Lotte op mijn kus was geheel onverwacht. Lotte sloeg haar armen als twee
klemmen om me heen en begon me als een razende af te lebberen, trok me naar
beneden en zwiepte me tussen het lover in het gras.
Rap trok ze haar blouse en BH uit, ritste mijn broek
open en begon me te pijpen. Na een poosje keek ze even op en fluisterde
gezellig zo saampjes he? Op haar vraag klonk mijn Ja heel anders dan anders. En
ook de gedachte dat dit waarschijnlijk echte verkering betekende kwam spontaan
op. Maar of dat dan ook gelijk verkering voor eeuwig, met Lotte, zou betekenen?
Nou dat dacht ik niet. Toen Lotte klaar was met het fluitspel mocht ik Lotte
met mijn vingers bespelen. Waarbij ik Lotte zo af en toe tot de orde moest roepen
om niet het hele eiland door mijn Fingerspitzengefühl kaal te plukken of dat
zij met haar harde kreunen de plezierjachten in gevaar zou brengen. Lotte kwam
met gesloten ogen klaar. Na een poosje gelegen te hebben kneep ik zachtjes in
haar borst en fluisterde; "Gezellig he". Ja zeker maar eh Peter…. Ja?
Vind je het erg dat ik de verkering uit maak? Ja loog ik, heel erg en deed net
of ik opkomende tranen moest bedwingen. Maar wil je dan nooit meer....
Nog voor ik verder kon vragen meerde Hans met de BM af
en riep naar Lotte en mij om weer aan boord te komen voor de terugreis. Het
viel me op dat Lotte nu dicht tegen Bas aan ging zitten waardoor ik het niet
kon laten te roepen, wat nu Bas? Verkering met Lotte? Wacht maar af dat wordt
vast heel gezellig. Lotte keek me vernietigend aan en sprak vervolgens geen
woord meer.
Ons huisje paste geheel bij de hobby van mijn vader en
z'n zwager ome Karel. Beiden waren dol op vissen. Het liefste visten ze op de
grote plas en daarvoor had m'n vader een deal gemaakt met de cafébaas voor de
wekelijkse huur van een roeiboot, want die van ons was niet alleen veel te
klein om mee op de grote plas te varen maar bovendien was ie onherstelbaar lek.
Ome Karel en m'n vader visten het liefst voor dag en
douw en stonden zo tegen 4 uur in de nacht op, waarbij ome Karel via de
voordeur het vistuig in de boot lade en m'n vader voor de jenever zorgde, die
hij, zodat mijn moeder het niet merkte, via het slaapkamerraam aan ome Karel
aangaf. Want zomernachten kunnen knap fris op het water zijn en met een klare
achter je kiezen valt kou als het ware weg. Als m'n Pa en ome Karel zo tegen
elfuur in de ochtend van hun visserij terug waren en de koffie door m'n moeder
geserveerd achter hun kiezen verdwenen was begon oom Karel gehurkt op de steiger
de verschalkte buit met een vlijmscherp mes te fileren en van schubben te
ontdoen. Snoekbaars das het neusje van de zalm,straks in het zuur met wat ui en
straks wordt het smullen let maar op.
Ik kon moeilijk tegenspreken want ome Karel had immers jaren
zich met de wilde vaart bezig gehouden en alle geheimen van fruits des mer kende. Nee dat zou straks een smul diner
worden. Nou dat viel zwaar tegen.
De opmerking dat riviervis veel grateriger was dan
zeevis bleek meer dan waar. Eindeloos gepiel om die graatjes op te speuren en
te elimineren bleek niet alleen waanzin maar ook volkomen nutteloos te zijn.
Telkens als ik dacht ik kan nu een hap (van een lullig stukje vis) nemen of er
bleek weer een minuscuul graatje het op m'n verhemelte gemunt te hebben.
Ik kreeg die handel gewoon niet weg. Sorry
verontschuldigde ik me en stond op van tafel. Niet lekker vroeg ome Karel me
daarbij niet begrijpend aankijkend. O, jawel hoor jokte ik maar ik heb nu niet
zo'n honger. Nog voor m'n moeder kon zeggen dan zal ik nog wat vis voor je
bewaren voor straks verliet ik het "Fruit de la rivière"
diner.
Een rusteloos
zeiljacht.
Nu ik als rietzeiler inmiddels
enige nautische ervaring had opgedaan werd het tijd om zelf een schip aan te
schaffen of beter aan mijn ouders te vragen of zij zo vriendelijk wilden zijn
een zeilboot voor mij te kopen. Omdat geen van onze gezinsleden verstand van de
aankoop van zo'n ding had werd ome Jaap gevraagd bij de koop van een jacht te
adviseren. Ome Jaap beschikte volgens zeggen, als doorgewinterd bestuurder van
een gemeente reiniging sleepboot, over voldoende kennis op nautisch gebied. En,
omdat Jaap, met regelmaat met z'n sleper de grachten van Mokum doorkliefde wist
hij precies waar een aantal pieremachochels voor een prikkie op een nieuwe
eigenaar lagen te wachten. Na een poosje sprak hij dan ook m'n vader met de
mededeling dat hij een plaatje van een zestien kwadraat in Amsterdam Noord had
zien liggen en hij alvast een afspraak met de verkoper voor dezelfde avond had
gemaakt.
Op de fiets vertrokken we gedrieën Jaap, m'n Pa en
Ik naar een ietwat smoezelige haven in
Noord en bekeken in het half duister de bewuste zeilboot met de fraaie naam;
Wayward Wind (Wayward staat voor Rusteloos). Ome Jaap stapte samen met m'n
vader aan boord en bestasten het houtwerk, prikte hier en daar met een zakmes
of er ondeugdelijke delen in de romp en de bovenbouw verstopt zaten, mompelde
zo af en toe en stapten weer op de wal. Het gezicht van de eigenaar/verkoper
gaf geen krimp toen ome Jaap zijn bevindingen ventileerde. Het is een aardig
scheepje maar der zit nog wel wat werk aan dacht ik zo. Jaap z'n rapportage
kwam niet echt als een voltreffer bij de verkoper over en hij riposteerde ja
raai je de koekoek daar is de prijs van honderd vijftig harde guldens dan ook
na. Maar met een likkie verf en wat lak kan ie der weer jaren tegen. Trouwens
waar vindt je zo'n koopje een bootje compleet met tuigage en dekzeil.
En voor nog een meier krijg je ook nog een 3 pk seagull
buitenboord bij. Handgeld werd uitgewisseld en de koop was gesloten. Dan komen
we hem zaterdagochtend ophalen en dan varen we hem naar Vinkenveen. Opgetogen
over zoveel mazzel bij het voor weinig veroveren van een schip fietsten we
terug naar huis.
Die zaterdag vroeg op en samen
met Hans, Bas en Rob op de fiets naar de haven in Noord. De Seagull was al door
de verkoper op de motorplank gemonteerd en ik vulde het tankje en met peut,
wond het starttouw rond de poelie en trok de motor aan de gelijk begon te
snorren. Als een tiet loopt ie hè? Hans knikte alleen maar. De fietsen gingen
samen met ons aan boord, we gooiden los en voeren weg. De golfslag op het IJ
viel zwaar tegen en het gehuil dat de Seagull, nu op volle toeren, maakte ging
door merg en been. En ja hoor bij het passeren van de Noorder Pont stotterde de
Seagull zo vreselijk dat het leek of ie elk moment de geest kon geven. Maar
gelukkig haalde we op tijd het lozingkanaal en daarmee rustiger vaarwater. Na
een poosje dwars door de stad gevaren te hebben kwamen we op de Amstel en
daarmee op de juiste route richting Vinkenveen. Bij Ouderkerk aan de Amstel
moesten we op de brugwachter wachten. We meerden af en…de Seagull vloog weg.
Nou ja hij stopte der mee. Hans die ook zo'n zelfde buitenboord motor had,
duwde me opzei en inspecteerde het apparaat. Sproeier verstopt denk ik en
gelijk een chirurg tegen z'n assistent: Schroevendraaier en een Baco! Ik keek
Hans hulpeloos aan ik heb geen gereedschap bij me hoor en dit schip is buiten
de tuigage en onze fietsen leeg. Rob klauterde de wal op en liep naar het café
op de hoek naast de ophaalbrug en ging naar binnen om even later triomfantelijk
zwaaiend met een gereedschaptasje te zwaaien. Hij klauterde terug het schip op
en gaf Hans een Baco en een schroevendraaier aan.
Hans demonteerde de sproeier hield hem tegen het licht,
blies er in, zoog eraan en riep niet verstopt. Wat wel opviel was dat, ondanks
dat al die tijd de benzinekraan open had gestaan er geen benzine uit de
carburator, nu de sproeier verwijderd was, was gestroomd. Geen mengsmering meer
dachten we allen tegelijk, Hans schroefde de tankdop los en met de steel van de
Baco peilde hij de tank. Niks, nada, geen peut meer. Ik hakkelde, maar hoe kan
dat dan? Dat motortje loopt toch zeker een uur of vier op een volle tank? Ja
normaal wel antwoordde Bas die altijd de Seagull van Hans onderhield, dus
precies wist wanneer de Seagull weer dorst had. Verdomme we varen nog geen uur
en nu al leeg. Ik keek weer dommig de boot rond om te kijken waar ik het
jerrycannetje had gelaten en ineens herinnerde ik me dat ik hem in het
achteronder opgeborgen had.
Met de jerrycan
ging ik op zoek naar een benzinepomp en liet de boys op het schip achter. Nadat
ik het dorp doorgelopen had stak ik bij de brug de Amstel over en bij een
bromfietszaak liet ik de Jerrycan met mengsmering 1: 25 afvullen.
Terug bij de boot bleek die inmiddels aan de andere
kant van de brug te liggen want de jongens waren, nadat de brugwachter de brug
had bediend, al slepend en peddelend daar terecht gekomen. Alleen zo dat ik
alleen aan boord kon komen door, door een drassig terrein te waden.
Gierend van de lach zagen de jongens hoe ik op een
gegeven moment juist die plek betrad die me tot aan mijn knieën in de prut liet
zakken.
Nadat we het tankje van de Zeemeeuw hadden gevuld
voeren we door naar onze haven. We meerden The Wayward Wind af en besloten nu
het te laat was voor de Maiden Sail Trip uit te stellen tot de volgende dag.
Maiden Trip
Voordat de 16 kwadraat met gestreken zeilen het ruime
sop kon kiezen hadden er zich nogal wat voeten, handen en gevloek op de steiger
afgespeeld. Niet alleen bleek het tuigage er uit te zien alsof het door
termieten aangevreten was maar ook de kleur en bovenal de geur waren de laatste
jaren niet meer door een ringetje gehaald. Wat verder opviel was de erbarmelijke
staat van touw en stagen werk. Zelfs zo dat bij het aanspannen van de twee
zijstagen het voordek lichtelijk bol ging staan. Maar zo dacht ik het is de
Maiden Trip en die is er juist voor om achter alle kinderziektes van deze
schuit te komen. Om de Maiden Trip een feestelijk tintje te geven hadden wij,
Hans, Bas, Robbie en mijn persoontje zich feestelijk aangejurkt. Waarbij ik de
kroon spande door mijn putsemmer hoofddeksel en mij vaderlandse driekleur
omslagdoek.
Nu moet je weten dat het scheepje afgemeerd lag aan de
steiger in de sloot naast ons zomerhuisje, en dat je, wilde je op de plas
komen, je eerst de hele sloot uit moest varen. Deze sloot liep parallel aan een
aantal weilanden en een brede dijk. Op deze dijk, onderdeel van de jachthaven,
stond op de punt, bij de doorgang naar de Vinkeveenseplas, een villa met als
eigenaar de voorzitter van de Vinkeveense Watersport Vereniging.
De Wayward Wind was klaar om, zij het gereefd, af te
varen.
Aangejurkt
peddelden we de sloot uit en bij de hoek en de villa aangekomen hoorde we de
basstem van de Watersportman zeggen:
Zo jongens,
dat gaat vast Fout!
Brutaal als ik was riep ik terug: wacht u maar af! Als
we direct de zeilen gehesen hebben gaan we er, voor de wind, als een speer
vandoor!
We hezen de zeilen en verdomd Wayward zoog als het ware
de bries naar zich toe en krakend kwam ze van boeg tot haar spiegel tot leven.
Hans (die had er immers verstand van) trok de Fokke- en
de grootzeilschoot strak naar zich toe en we gingen voor de wind richting de
grote buiten steiger van de Jachthaven.
Vlak voor de steiger overstag en gelijk in
tegenovergestelde terug, richting Watersport villa om daar, let op, even de
blits te maken en de watersportvoorzitter te laten zien hoe een kamikaze gijp
er uit zou zien.
Op commando van Hans, hij zou GIJP! roepen zouden we plat in de kuip gaan liggen zodat we de giek
niet tegen onze kanis zouden krijgen.
GIJP!
We doken als een gek plat in de kuip, hoorden een enorm
gierend geluid, het werd ook plots heel licht in de kuip, we keken op en……………..
Niet alleen was de voorplecht geheel verdwenen maar ook
de mast, de mastkoker, de stagen, het grootzeil en de fok. Maar geluk bij een
ongeluk we waren op peddel afstand van de villa en de ingang van de sloot.
Stiekem, een beetje van schaamte, peddelden we zachtjes langs het huis van de
meneer Watersport. Maar zijn basstem hijgde in onze nek: Ik zei het toch, ik
zei toch dat het FOUT zou gaan!
Oerlemans het is dat ik weet dat je een prima wedstrijdzeiler bent anders zou
ik jou en je maatjes een schande voor de pleziervaart hebben gevonden. Het
enige wat wij nog terug konden fluisteren
was: Ja meneer.
Met de Wayward wind is het, zelfs niet nadat mijn vader
er een gedeelte van een buitendeur onder het schip vandaan had gehaald en
eindeloos had geprobeerd het schip waterdicht te maken, nautisch nooit echt wat
geworden.
Uiteindelijk heeft Wayward zijn laatste bestemming,
vanwege zijn zeer brede gangboorden, als Barscheepje meer dan waar gemaakt en
hoefde ik ook verdere lessen op zeil en nautisch gebied niet langer te volgen
en alleen nog maar voor voldoende mond en drankvoorraad te zorgen.
Zeilersbal
Aansluitend op de jaarlijkse zeilwedstrijden op de
Vinkeveenseplas waar ook Hans en Bas aan mee zouden doen volgde na de
prijsuitreiking in Café Restaurant Jachthaven De Plasmolen het zeilersbal.
Een feestelijke bijeenkomst waar ook niet leden van de
organiserende zeilclub, na het betalen van een toeslag op de entreeprijs naar
binnen mochten. Deze gasten, de meeste uit de omliggende plaatsjes en dorpen,
hadden meestal een agrarische achtergrond kortom echte boeren. Belangrijks voor het organisatie team was dat een
eventueel deficit door hen aan de bar aangevuld werd. Want onze boertjes
dronken niet, zij zopen. En dat in een tempo dat gelijk lag aan het tempo dat
zij ook hanteerden als de kermis bij hen op ’t dorp op bezoek kwam.
En wij? Ook Hans, Bas, Robbie en mijn persoon moesten,
of we nou wilden of niet, op uitnodiging van een handelaar in vee mee zuipen.
En, zo legde onze gastheer uit, als we vol gelopen waren even buiten op de
steiger sassen, dan de vinger in de keel, en alles afvoeren wat in de weg zat
zodat er voldoende ruimte was om bij te vullen. Maar wat ie er niet bij
vertelde was dat de heilzame werking van alcoholica, zelfs na het aftappen van
de vochtige blaas en maaginhoud, gewoon door zou zetten. Tegen een uur of elf
waren we dan ook zo lam, hoorndol en zo opgehitst door het imitatie PaPa Beu
Viking Jazzband dixieland orkest dat Bas staande op het dakterras met een
parasol wilde springen waarbij hij telkens luid riep dat hij in een
citroenjenevertje veranderd was. En wij? Hielpen wij Bas? Ja! Wij ondersteunden
Bas en moedigden hem aan vooral te springen. In koor, nu ook ondersteund door
onze agrarische vrienden, joelden naar omhoog: Spring Bas spring! Bas sprong en
verdomd hij werd een aardig stukje door de parasol gedragen en belande keurig
in het water van de haven. Drenkeling Bas werd op het droge gehesen, kreeg een
aantal tafelkleedjes van het terras omgeslagen en moest hij op advies van de
omstanders gelijk aan de vieux. En nog voor Bas kom uitbrengen maar ik ben al
een Citroenjenevertje werd er een colaglas vol Hollandse Cognac naar binnen
gekieperd. Hans die het waarschijnlijk zielig voor Bas vond dat ie zo nat was
had ergens een vergulden schilderijlijst opgeduikeld en dit met veel elan om
Bas zijn nek hing.
Waarschijnlijk op uitnodiging van de eigenaar van de
jachthaven arriveerde er een Politieagent, een echte Bromsnor, op een
motorfiets met zijspan.
Hij monsterde de opschudding, die eigenlijk tegenviel,
want buiten wat gelal en herhaaldelijk gebruik van de slagzin: Hij is een
citroenjenevertje, Wij zijn een citroenjenevertje, Iedereen is een
citroenjenevertje, was iedereen zo pist dat we allemaal alle energie nodig
hadden om überhaupt te blijven staan. Bas werd compleet met vergulde lijst,
nadat we eerst hadden verteld dat Bas bij de Jachthaven aan de winkeldijk
verbleef, door de agent in de zijspan geladen en afgevoerd.
Toen wij, Robbie, Hans en ikke vele uren later met de
zeilboot terug op onze stek waren, zat Bas nog steeds met de lijst om z’n nek
in de Wayward barboot, waar hij alvast aan de pils begonnen was. Toen hij ons
opmerkte fluisterde hij als of het hier een staatsgeheim betrof: Ik ben een
citroenjenevertje. Waarop wij elkaar aankeken en alleen nog konden
uitbrengen: Ja!! Wij ook Bas, wij ook!
Friemel
M. Friemel Felderhoff
Hij was er ineens. Zijn ouders waren met de Ruïne een
motorjachtje dat leek op kloon van een
Bakdekker, van hun thuishaven in Loosdrecht voor het zomerseizoen in
onze Vinkeveense jachthaven afgemeerd. Hij, een blonde slungel, was naar wij
later begrepen een fervent zwemmer en lid van een waterpolo ploeg. Hij deed
verder aan de edele waterskisport en was daar zelfs op het onderdeel schans
springen en slalommen een toppertje. Nou had die gozer een makke en die makke
bestond uit het feit dat ie, zelfs als het na onze nachtelijke avonturen, hij
het nodig vond om klokslag 07.00 uur in het water, met een minuscuul klein
zwembroekje waar ie constant aan het
friemelen en sjorren was, van de haven te duiken. En tijdens het trekken
van zijn trainingsbaantjes bij ons het dekzijl op te tillen om daarna op luide
toon te vertellen om toch vooral op te staan omdat…..en dan kwam er een rede
die door de Heineken ochtendnevel niet echt tot ons door drong. Wat ie wel
bereikte was dat wij Friemel de pleuris wenste en hem het liefst met z’n allen
zouden laten verzuipen.
Iets wat natuurlijk nooit zou lukken omdat we onze
Friemel nooit in het water te pakken zouden krijgen en omdat Friemel in de
majem te snel weg was. Met Friemel ben ik later, toen we wat ouder waren naar
Zuid Frankrijk geweest, daar is hij ook gaan wonen. En nu vele jaren later
heeft ie weer een bootje net als ikke en Ronnie Visser bij wsv HND in Mokum.
PS
Uiteraard is dit verslag maar een tipje van al onze
Vinkeveense avonturen.
Onze jeugdige avonturen stopten toen Hans en Bas gingen
zeezeilen en ze daarvoor naar een haven aan het IJsselmeer verkasten. En
natuurlijk dat de meeste vriendjes ofwel gingen werken, gingen studeren en
verkering kregen en daardoor geen tijd meer voor hun scheepjes hadden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten